Begrippen Hoofdstuk 4
Hier komen de begrippen van hoofdstuk 4
4.1
Eerste wet van Newton: De eerste wet van Newton, ook wel bekend als de wet van traagheid, stelt dat een object in rust blijft of in een rechte lijn met constante snelheid beweegt, tenzij er een resulterende kracht op wordt uitgeoefend. Met andere woorden, een object zal in zijn huidige toestand blijven tenzij er een kracht op wordt uitgeoefend om die toestand te veranderen.
Deze wet wordt vaak geïllustreerd door middel van het voorbeeld van een boek dat op een tafel ligt. Als er geen kracht op het boek wordt uitgeoefend, blijft het in rust op de tafel liggen. Als er echter een kracht op het boek wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld door het boek van de tafel af te duwen, zal het boek in beweging komen.
4.2
Tweede wet van Newton: De tweede wet van Newton, ook wel bekend als de wet van kracht en versnelling, stelt dat de versnelling van een object evenredig is met de kracht die erop wordt uitgeoefend en omgekeerd evenredig met de massa van het object. De formule om deze wet te berekenen is:
F = m * awaarbij F de kracht is die op het object wordt uitgeoefend, m de massa van het object is en a de versnelling is.
Met andere woorden, als er een kracht wordt uitgeoefend op een object, zal het object versnellen in de richting van die kracht. Hoe groter de kracht, des te groter de versnelling. Hoe groter de massa van het object, des te kleiner de versnelling zal zijn.
Een voorbeeld waarin de tweede wet van Newton wordt toegepast, is bij het duwen van een zware doos over een vloer. Stel dat de doos een massa heeft van 50 kg en dat een kracht van 100 N op de doos wordt uitgeoefend. De versnelling van de doos kan worden berekend met de tweede wet van Newton:
F = m * a 100 N = 50 kg * a a = 2 m/s²
4.3
Luchtweerstand: Luchtweerstand is de kracht die een bewegend voorwerp ondervindt als het door de lucht beweegt. Deze kracht hangt af van de snelheid, grootte en vorm van het voorwerp en de eigenschappen van de lucht.
4.4
De derde wet van newton: De derde wet van Newton, ook wel de wet van actie en reactie genoemd, stelt dat voor elke actie er een gelijke en tegengestelde reactie is. Dit betekent dat als object A een kracht uitoefent op object B, object B een even grote maar tegengestelde kracht uitoefent op object A.
Dit kan bijvoorbeeld worden geïllustreerd door te kijken naar een situatie waarin iemand een bal gooit. Wanneer de persoon de bal gooit, oefent hij of zij een kracht uit op de bal in de richting van de worp. Volgens de derde wet van Newton oefent de bal echter ook een even grote maar tegengestelde kracht uit op de persoon die de bal gooit. Dit is de reden waarom de persoon bij het gooien van een zware bal een grotere kracht moet uitoefenen dan bij het gooien van een lichte bal. De kracht die de persoon uitoefent op de bal is namelijk gelijk aan de kracht die de bal uitoefent op de persoon, maar de massa van de persoon is veel groter dan die van de bal, dus de persoon zal een kleinere versnelling ondergaan dan de bal.
4.5
Draaipunt: Een draaipunt is een vast punt rondom welke een object of systeem kan roteren of draaien. Het draaipunt kan zowel inwendig als uitwendig zijn, afhankelijk van de toepassing. Bijvoorbeeld, bij het openen van een deur draait deze om het scharnierpunt, welke het draaipunt is. Het draaipunt kan ook een as zijn, zoals bij een draaiende tol of een wervelende storm. Het begrip draaipunt is belangrijk in de mechanica en de fysica, omdat het helpt om de beweging van systemen te begrijpen en te beschrijven.
Arm: In de natuurkunde wordt het begrip 'arm' vaak gebruikt om de afstand tussen een draaipunt en de kracht of last die op dat draaipunt werkt aan te geven. Het is een belangrijk concept bij het begrijpen van hefbomen en andere systemen die roterende bewegingen maken.
Moment: In de natuurkunde is het begrip 'moment' een maat voor de kracht die een object of systeem veroorzaakt bij het draaien om een as of draaipunt. Het moment wordt bepaald door de kracht en de afstand tot het draaipunt, en is van belang bij het begrijpen van de rotatie van objecten en systemen.
Draaiings linksom: In de natuurkunde betekent 'draaiing linksom' dat een object of systeem roteert in de tegenwijzerzin, ook wel linksom genoemd. Dit betekent dat als je van bovenaf naar het draaiende object kijkt, de rotatie tegen de klok in verloopt.
Draaiing rechtsom: In de natuurkunde betekent 'draaiing rechtsom' dat een object met de klok mee om een as draait. Dit wordt ook wel aangeduid als een positieve rotatie in de richting van de rechterhandregel.
4.6
Hefboomwet: De hefboomwet in de natuurkunde stelt dat de kracht die nodig is om een voorwerp te laten bewegen omgekeerd evenredig is met de afstand van het draaipunt tot het punt waar de kracht wordt toegepast. Met andere woorden, hoe groter de afstand tussen het draaipunt en het punt waar de kracht wordt toegepast, hoe minder kracht er nodig is om het voorwerp te bewegen.
Hefboom: Een hefboom in de natuurkunde is een eenvoudig mechanisme dat bestaat uit een draaipunt, een arm en een kracht die op de arm wordt uitgeoefend. Het maakt gebruik van de verhouding tussen de lengte van de arm waaraan de kracht wordt toegepast en de lengte van de arm waaraan het gewicht zich bevindt om de kracht te vergroten of te verkleinen.
4.7
Gewricht: Een gewricht in het menselijk lichaam is een fysiek punt waar twee of meer botten bij elkaar komen en beweging mogelijk maken. De beweging wordt mogelijk gemaakt door de wrijving tussen de oppervlakken van de botten en de aanwezigheid van gewrichtsbanden en gewrichtsvocht.
Zwaartepunt: Het zwaartepunt is het punt in een object waar de zwaartekracht op het object kan worden geconcentreerd. Het is het punt waar het object evenwichtig is en waar de totale massa van het object kan worden geconcentreerd.
Dit waren alle begrippen van hoofdstuk 4.